1 - 3 Joseba verbergt Joas
1 Toen Athalia, de moeder van Ahazia, zag dat haar zoon dood was, stond zij op en bracht zij heel het koninklijk nageslacht om. 2 Maar Joseba, de dochter van koning Joram, de zuster van Ahazia, nam Joas, de zoon van Ahazia, en nam hem weg uit het midden van de zonen van de koning die ter dood gebracht werden, [en bracht] hem en zijn voedster naar de linnenkamer. En zij verborgen hem voor Athalia, zodat hij niet gedood werd. 3 Hij bleef zes jaar met haar verborgen in het huis van de HEERE, terwijl Athalia over het land regeerde.
Hier gaan we terug naar het begin van de regering van Jehu. We gaan achtentwintig jaar terug in de tijd. Jehu heeft net Ahazia gedood. Athalia, de moeder van Ahazia en dochter van Achab en Izebel, grijpt naar de macht. Ze vermoordt haar eigen nageslacht. Natuurlijke gevoelens heeft ze niet. Ze heeft overigens niet veel meer te doden omdat Jehu grondig te werk is gegaan in de uitvoering van zijn opdracht.
Achter deze vrouw staat de satan zelf die erop uit is het zaad van David uit te roeien om te voorkomen dat de Messias geboren zal worden. Maar het loopt God niet uit de hand. Joseba, de zuster van Ahazia, verbergt de zoon van Ahazia, Joas, en voorkomt daardoor de totale uitroeiing van het geslacht van David. Dit kind wordt, net als de Heer Jezus later, weggenomen en verborgen om uit de handen van moordenaars te blijven. Joseba betekent ‘de HEERE is trouw’. De HEERE wil Juda niet verderven en houdt een lamp brandend voor het huis van David tot de geboorte van de Messias.
Joas wordt in het geheim gevoed en opgevoed. Hij bevindt zich in een van de vertrekken van de tempel en is daardoor verbonden aan het huis van de HEERE. Hij woont bij de HEERE. Door deze plaats in de verborgenheid is hij als het ware in de dood. Als hij dadelijk koning wordt, is dat om zo te zeggen door de dood heen. Tegelijk menen de getrouwen al die tijd dat het over en uit is met het koningschap naar Gods gedachten. Christus is ook nu “verborgen in God” (Ko 3:3) en wacht tot het ogenblik dat Hij Zich aan Zijn volk kan vertonen. Voor de getrouwen nu is dat geen verborgenheid, want zij zien Hem in de heerlijkheid, terwijl de wereld Hem niet ziet.
Athalia meent alles te kunnen besturen. Zij heeft de macht. Zij is een voorstelling van de macht van het pausdom, van de rooms-katholieke kerk, die allen doodt die zich niet aan haar onderwerpen (Op 17:6). Ze heeft zich oppermachtig gevoeld. Met de komst van Christus wordt absoluut niet gerekend. In deze vrouw zien we de verborgenheid van de wetteloosheid die zich in de schoot van de christenheid ontwikkelt.
4 - 8 Het plan van Jojada
4 In het zevende jaar stuurde Jojada [boden] en [liet] de bevelhebbers over honderd van de garde en van de lijfwacht halen. Hij bracht hen bij zich in het huis van de HEERE en sloot een verbond met hen; hij nam hun in het huis van de HEERE een eed af, en toonde hun de zoon van de koning. 5 Hij gebood hun: Dit is wat u doen moet: een derde [deel] van u die op de sabbat dienst gaan doen, moet de wacht betrekken bij het huis van de koning; 6 een derde [deel] moet bij de poort Sur [gaan staan], en een derde [deel] bij de poort achter de lijfwacht. Zo moet u om beurten de wacht betrekken bij dit huis. 7 En twee afdelingen van u – allen die op de sabbat afgelost worden – moeten de wacht bij het huis van de HEERE betrekken, bij de koning. 8 U moet de koning rondom omringen, ieder met zijn wapens in zijn hand; wie de gelederen binnendringt, moet gedood worden. U moet bij de koning blijven, waar hij ook gaat of staat.
Alleen Jojada en Joseba en nog een enkeling weten van de verborgen koning. Het hele volk is er onkundig van. Zo is het ook nu. Slechts een enkeling weet van de Heer Jezus. De Heer Jezus woont in de Geest in wat vandaag Zijn tempel is, de gemeente, en het lichaam van de gelovige. Dit is verborgen voor de wereld, terwijl helaas ook veel christenen zich dit niet bewust zijn.
Als de gelovigen samenkomen als gemeente, mogen ze dat ook op een speciale manier beleven. Christus is daar door de Geest Zelf in het midden. Hoewel Hij onzichtbaar is voor het natuurlijke oog, zien de door de Geest verlichte ogen van het hart Hem. De tijd van Zijn verschijning komt, als de tijd vervuld is, als de volheid van de tijden (“het zevende jaar”, vers 4) is aangebroken (Ef 1:10).
De priester Jojada laat de bevelhebbers bij zich roepen. Hij brengt hen naar het terrein waar de tegenwoordigheid van de HEERE merkbaar is, het huis van de HEERE. In Zijn tegenwoordigheid sluit hij een verbond met hen en neemt hun de eed van trouw af. Vervolgens toont hij hun “de zoon van de koning”. Hierin zit een mooie volgorde met een belangrijke geestelijke toepassing. Het gaat in de eerste plaats om gehoorzaamheid en trouw aan de Heer. Als dat aanwezig is, of in elk geval het verlangen ernaar diep wordt gevoeld, komt er zicht op de Heer Jezus van Wie Joas hier een beeld is.
Vervolgens beveelt Jojada de bevelhebbers wat ze moeten doen om de jonge koning te beschermen. Voor ons betekent het dat er ook het verlangen zal zijn om Hem tegen de aanvallen van het ongeloof te beschermen als we zicht hebben op de Heer Jezus. De Heer Jezus beschermt ons, maar het is ook zo, dat wij geroepen zijn om Zijn heerlijkheid te beschermen en te verdedigen met geestelijke wapens. God heeft ons de heerlijkheid van Zijn Zoon toevertrouwd om die door de wereld heen te dragen.
9 - 12 Joas tot koning gezalfd en uitgeroepen
9 De bevelhebbers over honderd deden overeenkomstig alles wat de priester Jojada geboden had, en ieder nam zijn mannen die op de sabbat dienst gingen doen mee, met hen die op de sabbat afgelost werden; en zij kwamen bij de priester Jojada. 10 De priester gaf de bevelhebbers over honderd de speren en de schilden die van koning David geweest waren, die in het huis van de HEERE waren. 11 En [de leden van] de lijfwacht stonden rondom de koning, ieder met zijn wapens in zijn hand, van de rechterzijde van het huis tot de linkerzijde van het huis, in de richting van het altaar en in de richting van het huis. 12 Daarna bracht hij de zoon van de koning naar buiten, zette hem de diadeem op en [gaf hem] de getuigenis. Zij maakten hem koning en zalfden hem. Zij klapten in de handen en zeiden: Leve de koning!
De bevelhebbers voeren de bevelen van Jojada precies zo uit als hun is gezegd. We zien hier dat bevelhebbers over anderen alleen goed kunnen handelen als zij zelf op hun beurt gehoorzaam zijn aan hen die weer boven hen staan (vgl. Mt 8:9). De mannen die zij onder hun bevel hebben, zijn de mannen die dienst doen of dienst hebben gedaan “op de sabbat”. De sabbat spreekt van de rust van God. Alleen zij die de rust van God kennen en daar deel aan hebben, kunnen gebruikt worden om de koning van God te beschermen.
Voor ons betekent het dat alleen gelovigen van wie “de voeten geschoeid” zijn “met [de] toerusting van het evangelie van de vrede” (Ef 6:15) in staat zijn op een goede manier de eer van Christus te beschermen. Dat zijn die gelovigen die met de vrede van God in hun hart op aarde hun weg gaan, die in hun leven laten zien dat ze verbonden zijn met Christus in de hemel, zoals de brief aan de Efeziërs dat prachtig duidelijk maakt.
De wapens die de mannen worden gegeven om zich mee te verdedigen, zijn geen nieuwe wapens. Het zijn de oude, vertrouwde wapens die koning David al heeft gebruikt. Als bijzonderheid wordt ook nog vermeld dat ze uit het huis van de HEERE komen. Jojada zegt daarmee dat hij teruggaat naar “wat van [het] begin af was” (1Jh 1:1). Hij vraagt als het ware “naar de aloude paden” (Jr 6:16). Het oude Woord van God is ongeëvenaard in zijn gevechtskracht. De speren zijn om de vijand te doden, de schilden zijn om zichzelf tegen de tegenaanvallen van de vijand te beschermen.
De wapens waarmee wij moeten strijden, zijn niet de wapens van het vlees, maar van de Geest (2Ko 10:3-5). Om ze op de goede manier te gebruiken moeten ze komen uit de tegenwoordigheid van de Heer Jezus. Het zijn wapens die door Hem beproefd zijn. Als wij in Zijn tegenwoordigheid zijn, zien we hoe Hij wil dat wij de wapens gebruiken. We zien dan dat de kracht voor onze strijd gelegen is in het vertonen van Zijn kenmerken.
Zo gewapend stellen de mannen zich op rondom de koning. De wapens zijn in hun hand, klaar voor gebruik. De posities die zij innemen, staan allemaal in verbinding met het huis van de HEERE en het altaar. Voor ons betekent het dat de geestelijke strijd gestreden wordt in verbinding met Gods huis. De gemeente is ten nauwste verbonden aan de Heer Jezus en de waarheid daarvan moet door ons worden verdedigd, ter wille van Hem Die er woont.
Als die positie is ingenomen, kan de koning naar buiten komen en worden gekroond. De kroon is hier een diadeem. Het woord ‘diadeem’ hier is de vertaling van het Hebreeuwse woord ‘nezer’. Van dit woord is ook het Hebreeuwse woord afgeleid dat met ‘nazireeër’ is vertaald. Dit duidt erop dat de ceremonie meer een wijding is dan een kroning. Dat wordt door de zalving bevestigd. Het koningschap van Joas is aan God gewijd.
Hij krijgt ook “de getuigenis”, dat is de wet, als de leidraad voor zijn regering (Dt 17:14-20). Hij moet regeren in overeenstemming met het Woord van God. Zijn wijding gebeurt voor God en hij is geroepen om te leven en te regeren aan de hand van het Woord van God.
Wij hebben voor ons verblijf op aarde niets anders. De gelovigen nu zijn ook “een koninklijk priesterdom” (1Pt 2:9). Wij zijn ertoe gewijd, gezalfd en geroepen om Gods deugden te verkondigen in de wereld en dat kan alleen als Gods Woord daarbij onze leidraad is. Het gaat niet om overtuigingskracht of een opleiding, maar om het kennen van onze positie en de gehoorzaamheid om ook in overeenstemming met die positie te leven.
13 - 16 Athalia gedood
13 Toen Athalia het geluid van de lijfwacht [en] het volk hoorde, kwam zij naar het volk in het huis van de HEERE. 14 En zij zag, en zie, de koning stond volgens de bepaling bij de pilaar, en bij de koning de bevelhebbers en de trompetten; en de hele bevolking van het land was blij en blies op de trompetten. Toen scheurde Athalia haar kleren en riep: Verraad, verraad! 15 Maar de priester Jojada gebood de bevelhebbers over honderd, die over het leger aangesteld waren, en zei tegen hen: Breng haar buiten de gelederen en dood wie haar volgt met het zwaard. Want de priester had gezegd: Laat haar niet in het huis van de HEERE gedood worden. 16 Daarop sloegen zij de handen aan haar; zij was via de ingang van de paarden [bij] het huis van de koning gekomen en zij werd daar gedood.
Athalia hoort het geluid van het eerbetoon aan de koning. Ze schrikt enorm. Ze heeft zeven jaar lang geleefd en geheerst in de gedachte dat elke nazaat met een recht op de troon dood is. Nu blijkt er toch zo’n nazaat te leven.
Als wij trouw ons getuigenis in de wereld en de godsdienstige wereld laten zien en horen, kunnen de mensen er niet omheen dat de Heer Jezus, Die ze dood wanen, toch leeft. Het is onze plicht dat te laten horen. De reacties daarop zijn verschillend. Er zijn mensen die zich bekeren en zich ook bij de Heer Jezus voegen. Er zijn echter ook mensen bij wie de haat zichtbaar en merkbaar wordt.
De schok die door Athalia heen gaat, brengt haar niet op de knieën, maar in hevig verzet. Om zich persoonlijk te overtuigen dat wat ze hoort en vreest, echt waar is, gaat ze naar de tempel, waar ze niet vaak geweest zal zijn. Daar ziet ze Joas bij de pilaar staan, de gebruikelijke plaats voor de inwijding van de koning.
De aanblik van de koning brengt Athalia tot het scheuren van haar kleren. Dat is bij haar geen teken van verootmoediging en inkeer. Ze schreeuwt het uit dat er verraad wordt gepleegd. Ze is volkomen blind voor het verraad dat ze zelf heeft gepleegd tijdens haar greep naar de macht.
Haar geroep vindt geen enkele aansluiting bij het volk. Jojada geeft opdracht haar buiten het tempelcomplex te brengen. Ze moet worden gedood, maar niet in de tempel. Ook allen die haar volgen, moeten worden gedood. Er mag geen enkel pardon zijn voor haar en ieder die zich aan haar kant plaatst. Dan wordt Athalia gedood bij het huis van de koning, waar zij zolang haar valse claim op heeft gelegd. Ze wordt gedood op de plaats waar ze haar trots heeft getoond.
17 - 18 Het verbond
17 En Jojada sloot een verbond tussen de HEERE, de koning en het volk, om een volk voor de HEERE te zijn; en [ook] tussen de koning en het volk. 18 Daarna ging de hele bevolking van het land naar het huis van de Baäl en brak dat af; zijn altaren en zijn beelden braken zij volledig in stukken. Mattan, de priester van de Baäl, doodden zij voor de altaren. De priester stelde de ambten [weer] in voor het huis van de HEERE.
De priester sluit hier een nieuw verbond tussen de HEERE, de koning en het volk. Het is een vernieuwing van het oude verbond. Het gaat om het volk Israël, dat het ook in de praktijk “een volk voor de HEERE” zal zijn.
Als het verbond is gesloten, als het volk weer in de rechte verhouding tot de HEERE staat, wordt de Geest vaardig over de hele bevolking van het land. Ze trekken erop uit en rekenen af met de afgoden en wat daarmee te maken heeft. Daarna worden door Jojada de ambten voor het huis van de HEERE weer ingesteld. Ook in ons leven komt er weer ruimte voor aanbidding en dienen van de Heer als we onder de werking van Gods Geest uit ons leven wegdoen wat niet goed is.
19 - 21 Joas op de troon
19 Hij nam de bevelhebbers over honderd, de garde, de lijfwacht en de hele bevolking van het land [met zich] mee. Zij haalden de koning uit het huis van de HEERE, en kwamen via de weg van de poort van de lijfwacht in het huis van de koning; en hij nam plaats op de koningstroon. 20 De hele bevolking van het land was blij en de stad bleef rustig, nadat zij Athalia [bij] het huis van de koning met het zwaard gedood hadden. 21 Joas was zeven jaar oud toen hij koning werd.
Athalia is gedood bij het huis van de koning. De weg voor de koning volgens Gods aanstelling is nu vrij. De koning kan uit de verborgenheid van het huis van de HEERE komen en plaatsnemen op de koningstroon. Dit spreekt van de terugkeer van de Heer Jezus uit het heiligdom om openlijk Zijn regering op aarde te aanvaarden. Het spreekt ook van het moment in het leven van de gelovige dat de Heer Jezus plaatsneemt op de troon van zijn hart en hij zijn hele leven aan Hem onderwerpt.
De bevolking van het land is blij. Met ‘de bevolking van het land’ worden de mensen bedoeld die in eenvoud hun werk doen. In de stad wonen meer de intellectuelen en de bestuurders. De stad, waarin ongetwijfeld nog aanhangers van Athalia zijn, blijft rustig. Deze aanhangers van het oude regime onderwerpen zich huichelachtig aan de koning.
Er is een begin van herstel, maar het is nog heel zwak. Joas is nog maar zeven jaar oud als hij koning wordt. Hij moet nog groeien in zijn koningschap.