1 - 8 De bruiloft van het Lam
1 Hierna hoorde ik als een luide stem van een grote menigte in de hemel zeggen: Halleluja! De behoudenis en de heerlijkheid en de macht zijn van onze God! 2 Want waarachtig en rechtvaardig zijn Zijn oordelen, want Hij heeft de grote hoer geoordeeld, die de aarde heeft verdorven met haar hoererij, en Hij heeft het bloed van Zijn slaven van haar hand gewroken. 3 En voor de tweede maal zeiden zij: Halleluja! En haar rook stijgt op tot in alle eeuwigheid. 4 En de vierentwintig oudsten en de vier levende wezens vielen neer en aanbaden God Die op de troon zat en zeiden: Amen, halleluja! 5 En van de troon ging een stem uit die zei: Prijst onze God, al Zijn slaven, <en> u die Hem vreest, kleinen en groten! 6 En ik hoorde als een stem van een grote menigte en als een stem van vele wateren en als een stem van zware donderslagen, die zeiden: Halleluja! Want [de] Heer, <onze> God, de Almachtige, heeft Zijn koningschap aanvaard. 7 Laten wij blij zijn en ons verheugen en Hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en Zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt; 8 en haar is gegeven bekleed te zijn met blinkend, rein, fijn linnen, want het fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen.
V1. Het eerste woord, “hierna”, luidt een nieuw gedeelte in, dat wel direct op het voorgaande aansluit. Als het oordeel over Babylon volledig is voltrokken, komt er een enorme reactie in de hemel. Allen die in de hemel zijn, zonder onderscheid, vormen een geweldig koor en geven als uit één mond uiting aan hun grote vreugde over God en Zijn oordeel over Babylon. Het eerste woord dat Johannes hoort, is “halleluja!” Voor het eerst in dit boek en in het hele Nieuwe Testament hoor je dit woord klinken. Er wordt spaarzaam gebruik van gemaakt.
Het woord betekent ‘prijs Jahweh’. Het is een oproep om God te aanbidden. Aanbidding heeft altijd een aanleiding. Als je iets leert kennen van Wie God is, van Zijn werken en van Zijn wegen en je komt daarvan onder de indruk, het raakt je hart, dan kom je tot aanbidding. Zo vergaat het bijvoorbeeld Abraham, als God hem vertelt wat Hij van plan is met hem en Sara te gaan doen (Gn 17:17). Aanbidding is niet het krijgen van verheven gevoelens door muziek met extatische uitingen.
Het woord komt in de verzen 1-6 vier keer voor en verder niet meer. In het Oude Testament komt het woord vaker voor en wel vooral in het bijbelboek Psalmen. Daar wordt het steeds op aarde uitgesproken, terwijl het hier in de hemel wordt gezegd. De eerste keer kom je het tegen in Psalm 104 (Ps 104:35). Psalm 104 spreekt profetisch over het duizendjarig rijk. Hier in Openbaring 19 is de tijd gekomen dat het vrederijk wordt opgericht en krijgt het ‘halleluja’ zichtbaar inhoud.
God wordt geprezen en bezongen als Degene van Wie “de behoudenis” is. Het gaat hier om het aanbreken van de uiteindelijke en volledige behoudenis van alles wat Hij Zich heeft voorgenomen te behouden (1Pt 1:5). In die behoudenis worden Zijn “heerlijkheid” en Zijn “macht” zichtbaar. Deze behoudenis heeft Hij bewerkt met de macht die Hem eigen is.
V2. Er is geen enkele twijfel aan dat Zijn oordelen ”waarachtig” en ”rechtvaardig” zijn. Dit geldt voor alle oordelen, maar deze kenmerken worden hier specifiek bezongen met het oog op het oordeel over “de grote hoer”. Het woord ‘hoer’ legt nog eens de nadruk op haar ontrouw die groot en diep was. Zijn waarachtigheid en rechtvaardigheid blijken duidelijk in het oordeel over haar, die zo algemeen en specifiek afschuwelijk heeft gezondigd.
Ze heeft “de aarde” als geheel, alle mensen daarop, “verdorven met haar hoererij” en ze heeft speciaal Gods “slaven” tot mikpunt van haar boosaardigheid gemaakt. Op alle terreinen is ze het oordeel waard. Met het oordeel vanwege haar mishandeling van Gods slaven beantwoordt God de smeekbede van de martelaars in Openbaring 6, die Hem vragen hun bloed te wreken (Op 6:10). De dag van de wraak van God is gekomen (Js 61:2).
V3. Voor de tweede keer wordt God geprezen, dit keer omdat het oordeel “tot in alle eeuwigheid” blijft en er nooit weer een herhaling van het optreden van de grote hoer zal zijn. “Haar rook” is de rook van de grote hoer. Het opstijgen van de rook spreekt ervan dat dit oordeel een blijvende herinnering vormt (vgl. Js 34:8-10). Tot God opstijgende rook spreekt van de genoegdoening die Gods liefde en heiligheid in het oordeel vinden. Dat zie je in de offers die van Christus spreken. Met betrekking tot het oordeel over de goddelozen beantwoordt alleen eeuwige straf aan Gods heiligheid.
V4. De oudsten en de levende wezens worden hier voor de laatste keer genoemd. In Openbaring 4 zijn ze voor de eerste keer genoemd (Op 4:4,6). Ze vallen neer voor God om Hem als Rechter te aanbidden. Zo zijn de oudsten eerder voor Hem neergevallen als Schepper (Op 4:10-11) en als Redder (Op 5:9,12,14). Het oordeel over Babylon is de aanleiding om zich in een “amen, halleluja” te uiten (Ps 106:48). Het ‘amen’ is een bekrachtiging van de oordelen, een onderstreping ervan. Het ‘halleluja’ vestigt de aandacht opnieuw op God als Degene Die het waard is om geprezen te worden.
V5. Nu gaat er “van de troon … een stem uit”. Van de troon zijn steeds alle oordelen uitgegaan. Met het oordeel over de grote hoer is er een punt bereikt dat de troon kan oproepen tot het prijzen van God. Alles wat God doet, zal tot lof en prijs van Zijn Naam zijn. In alles wat Hij zegt en doet, komen Zijn heerlijke eigenschappen tot uiting. En alles wat van God gezien wordt, geeft allen die bij Hem horen aanleiding om Hem te prijzen. Dat geldt ook voor Zijn oordelen. Zijn oordelen bewijzen Zijn gerechtigheid, een van Zijn vele indrukwekkende eigenschappen.
De troon, het symbool van Gods regering, roept “al Zijn slaven” op om Hem te prijzen. Het is een oproep aan allen die Hem trouw hebben gediend op aarde, ongeacht of ze daarin ‘klein of groot’ zijn geweest. Zij hebben uit vrees voor God Hem gediend. Deze vrees is niet bangheid voor God, maar eerbied.
V6. Voor de derde keer hoort Johannes een stem. Het is een stem die hem aan drie dingen doet denken: “een grote menigte en … vele wateren en … zware donderslagen”. Het is niet een ongeorganiseerde mengeling van geluiden, zoals een drukke markt met schreeuwende mensen en toeterende auto’s. Er is harmonie in ‘de grote menigte’. De ‘vele wateren’ geven indrukwekkende en onweerstaanbare kracht aan. De ‘zware donderslagen’ zijn de alles overstemmende boden die de aanvaarding door God van Zijn koningschap begeleiden.
De grote menigte omvat hier alle hemelbewoners, uitgezonderd de gemeente die in het volgende vers wordt genoemd. Voor de laatste keer klinkt het “halleluja” en nu in verbinding met het aanvaarden door God van Zijn koningschap. Hij is begonnen met regeren, een regering die Hij uitoefent door Zijn Zoon.
V7. Het machtige koor van stemmen met een meervoudig geluid roept zichzelf toe blij te zijn en zich te verheugen en God heerlijkheid te geven. De reden daarvoor is dat “de bruiloft van het Lam is gekomen”. Dit heugelijke feit staat nu op Gods programma. Nu de valse bruid, de grote hoer, is geoordeeld, is de tijd gekomen voor de bruiloft van Zijn Zoon.
Nog voordat het vrederijk openlijk aanbreekt, moet nu eerst de bruiloft plaatsvinden. Dan kan de bruid aan de zijde van de Bruidegom Hem in de openbaarheid volgen om met Hem te regeren. Dat is namelijk Gods bedoeling. Opmerkelijk is wel dat het Zijn bruiloft is. In elke bruiloft op aarde gaat de aandacht toch vooral uit naar de bruid. Hier is dat anders. Alle aandacht gaat uit naar Hem.
De bruid wordt hier “Zijn vrouw” genoemd. Toch blijft zij ook tot in alle eeuwigheid de bruid (Op 21:2). Ze is vrouw en bruid (Op 21:9). Dat ze eeuwig bruid is, wil zeggen dat ze eeuwig de heerlijkheid als bruid voor het hart van de Heer Jezus zal behouden. Ze zal ook nooit haar bruiloftskleed afleggen. Daarin heeft ze zich getooid en “gereedgemaakt” om Zijn vrouw te zijn. Waaruit haar kleed bestaat, beschrijft het volgende vers.
V8. Het kleed bestaat uit “de gerechtigheden [dat zijn de rechtvaardige daden] van de heiligen”. Er is niets aan dat kleed wat onrechtvaardig is. Maar, zou je kunnen zeggen, de heiligen hebben toch ook onrechtvaardige daden gedaan en niet alleen rechtvaardige? Met het oog daarop is nu juist de rechterstoel van Christus zo belangrijk (2Ko 5:10; Rm 14:10b). Zodra de gemeente is opgenomen, wordt jouw leven, en wordt het leven van iedere gelovige, in al zijn bijzonderheden in Gods licht beoordeeld. Je verschijnt daar in een verheerlijkt lichaam. Het kan daarom niets met eeuwig oordeel te maken hebben. De Rechter is niemand anders dan je Redder, Die voor jou Zijn leven gaf. Hoe zou je dan nog verloren kunnen gaan?
De openbaring voor de rechterstoel heeft tot doel jou Gods beoordeling van jouw leven te laten zien. Je zult dan kennen zoals je gekend bent (1Ko 13:12) en volledig met Zijn beoordeling instemmen. Je moet eerst weten hoe je door de Heer beoordeeld bent om over anderen te kunnen oordelen of regeren. Alles wat je in het lichaam hebt gedaan, zal openbaar worden, zelfs alle overleggingen van je hart (1Ko 4:5). Je zult Hem daardoor alleen maar meer lief krijgen (vgl. Lk 7:47).
Misschien zul je in het kleed gerechtigheden zien, waarvan jij niet gedacht hebt dat ze het waren. Omgekeerd zullen er misschien dingen ontbreken, waarvan jij hebt gedacht dat het toch wel een belangrijke bijdrage aan het kleed was. De vraag voor jou en mij nu is: In hoeverre dragen wij aan de schoonheid van dat kleed bij? Zijn er soms daden die door het vuur zullen vergaan (1Ko 3:15), zodat er niets voor het kleed overblijft?
Als we spreken over onze rechtvaardige daden, is dat de kant van onze verantwoordelijkheid. Wij dragen door onze daden wel of niet bij aan het kleed. Maar er is ook de andere kant en dat is de kant van Gods genade die in ons gewerkt heeft om goede daden te verrichten. In een lied staat: ‘En wat wij ook voor goeds bewerkten, het werd door Uw genade volbracht.’ Dat geeft goed weer wat hier staat, dat het kleed haar is “gegeven”. Dat bepaalt je erbij dat alles wat je hebt bijgedragen aan dat kleed, uiteindelijk toch het werk van Gods genade is.
Als de bruid op het toneel verschijnt, zal haar schittering groot zijn. Wat ze draagt, is haar gegeven door God. Wat ze vertoont, zijn de zuiverheid en reinheid van God Zelf (vgl. Ez 16:14). “Fijn linnen” is een kostbaar weefsel, kostbaarder dan het linnen waarmee de engelen zijn bekleed (Op 15:6). Let op het contrast met het kleed van de grote hoer (Op 17:4; 18:16).
Lees nog eens Openbaring 19:1-8.
Verwerking: Op welke wijze draag jij bij aan het bruiloftskleed?
9 - 15 De hemel gaat open
9 En hij zei tegen mij: Schrijf: gelukkig zij die geroepen zijn tot het bruiloftsmaal van het Lam. En hij zei tegen mij: Dit zijn de waarachtige woorden van God. 10 En ik viel voor zijn voeten neer om hem te aanbidden; en hij zei tegen mij: Zie toe, [doe dit] niet; ik ben een medeslaaf van u en van uw broeders die het getuigenis van Jezus hebben; aanbid God! Want het getuigenis van Jezus is de geest van de profetie. 11 En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard, en Hij Die daarop zit, <heet> Getrouw en Waarachtig, en Hij oordeelt en voert oorlog in gerechtigheid. 12 En Zijn ogen zijn <als> een vuurvlam en op Zijn hoofd zijn vele diademen en Hij heeft een geschreven Naam, die niemand kent dan Hijzelf. 13 En Hij is bekleed met een in bloed gedoopt kleed, en Zijn Naam wordt genoemd: het Woord van God. 14 En de legers <die> in de hemel <zijn>, volgden Hem op witte paarden, bekleed met wit, rein, fijn linnen. 15 En uit Zijn mond komt een scherp zwaard, opdat Hij daarmee de naties slaat. En Hij zal hen hoeden met een ijzeren staf en Hij treedt de wijnpersbak van de wijn van de grimmigheid van de toorn van God de Almachtige.
V9. Johannes krijgt voor de vierde keer (van de zeven keer) de opdracht “gelukkig” op te schrijven (Op 1:3; 14:13; 16:15; 19:9; 20:6; 22:7,14). Dit ‘gelukkig’ betreft hen die uitgenodigd zijn om deel te nemen aan “het bruiloftsmaal van het Lam”. Het enige element van de bruiloft dat hier wordt genoemd, is het bruiloftsmaal.
De genodigden kunnen onmogelijk ongelovigen zijn. Het zijn ook niet de gelovigen van na de opname van de gemeente, want die hebben nog geen verheerlijkte lichamen. Hun opstanding vindt pas plaats na de verschijning van de Heer (Op 20:4). Ook de bruid kan het niet zijn. Een bruid wordt niet uitgenodigd.
De genodigden kunnen niemand anders zijn dan de oudtestamentische gelovigen, de vrienden van de Bruidegom (Jh 3:29; Mt 9:15). Onder de genodigden zijn mensen als Johannes de doper, Abraham en Sara, Mozes, Debora, Elia, Daniël, allemaal mannen en vrouwen Gods voor wie we diep respect hebben. Als je jezelf met zulke mensen vergelijkt, is het dan geen onvoorstelbare en onbegrijpelijke genade van God dat jij en ik deel mogen uitmaken van de bruid?
Daarna krijgt Johannes een bevestiging dat het allemaal waar is. Het lijkt alsof het te mooi is om waar te zijn. Hij kan zijn ogen bijna niet geloven. Het lijkt alsof hij daarom als een dikke onderstreping nog eens te horen krijgt dat het niet anders dan de “waarachtige woorden van God” zijn. Er hoeft geen enkele twijfel te ontstaan of hij het wel goed ziet en hoort.
V10. Johannes is zo onder de indruk van het tafereel, dat hij neervalt om de hemelse boodschapper te aanbidden. De engel corrigeert Johannes direct en zegt dat hij niet hem, maar God moet aanbidden. Alleen God is de aanbidding waard. Dat zei de Heer Jezus ook tegen de duivel tijdens de verzoekingen in de woestijn (Mt 4:10).
Johannes vergeet een moment dat ook de engel een schepsel is. Maar de engel vergeet dat niet. Goede engelen willen geen eer voor zichzelf, evenmin als toegewijde discipelen (Hd 10:25-26). Alleen boze engelen, en ook boze mensen, willen dat mensen hen eren (Ko 2:18). De engel plaatst zich op het niveau van Johannes, niet als apostel, maar als “medeslaaf”. En hij is niet alleen een medeslaaf van Johannes, maar ook van al de “broeders” van Johannes. Deze broeders hebben evenals hij “het getuigenis van Jezus”. De broeders van Johannes zijn gelovigen uit zowel het Oude als het Nieuwe Testament. Het getuigenis van Jezus verbindt hen met elkaar.
‘Het getuigenis van Jezus’ kan betekenen het getuigenis ‘aangaande’ Jezus, het getuigenis waarbij het om Jezus gaat, het getuigenis waarvan Hij de inhoud is. Het kan ook betekenen het getuigenis ‘komend van’ of ‘uitgaande van’ Jezus, het getuigenis dat Hij heeft afgelegd toen Hij op aarde was en dat Hij nog steeds aflegt, maar dan door Zijn dienaars. Of het nu gaat om Hem persoonlijk of om wat Hij heeft gezegd, ieder die dit getuigenis heeft, dat wil zeggen het aangenomen heeft, heeft leven uit God.
In de zin “want het getuigenis van Jezus is de geest van de profetie”, wordt een belangrijk kenmerk van de profetie gegeven. Profetie is niet slechts een voorzeggen van de toekomst. Allerlei dingen weten over de toekomst kan wel voedsel zijn voor je intellect, maar het is echt geen voedsel voor je hart. Echt nut van een studie van de toekomst die de Bijbel ons vertelt, heb je alleen als je ziet dat het in de profetie om de Heer Jezus gaat.
De profetie legt getuigenis van Jezus af. In de profetie gaat het ook om Hem. De naam ‘Jezus’ wijst erop dat Hij de Vernederde is. De profetie laat zien dat Hij Die eens in vernedering op aarde was en verworpen werd, straks in heerlijkheid zal regeren. Maar het is dezelfde Persoon. In de profetie gaat het allemaal en alleen om Hem en niet om kennis van gebeurtenissen.
V11. Na een lange tussenzin, die loopt van Openbaring 17:1-19:10, wordt hier de historische draad weer opgepakt. In de tussenzin heb je samen met Johannes het oordeel over de grote hoer en het grote Babylon gezien, met aansluitend een beschrijving van de ware bruid en de bruiloft van het Lam.
Het gedeelte dat nu volgt, sluit aan op Openbaring 16:13-16, waar de volken bij Harmagedon zijn verzameld voor de strijd. Deze volken komen verderop in vers 19 terug. De strijd zelf wordt beschreven in de verzen 19-20 (vgl. Op 17:14), terwijl in de verzen 17-18 al vooraf het resultaat van de strijd wordt gegeven. De overige verzen (verzen 11-16) richten de blik op Hem Die als Enige de strijd voert, hoewel er legers zijn die Hem volgen op Zijn tocht naar de verzamelde vijanden.
Om Johannes dit belangwekkende tafereel te tonen gaat de hemel open. Het opengaan van de hemel drijft de spot met alle materialistische en rationalistische dogma’s die ervan uitgaan dat er buiten het zichtbare niets is. Als de hemel opengaat en Christus verschijnt, gekleed in oorlogsuitrusting, is er geen loochening meer van een bovenaardse werkelijkheid. God treedt vanuit Zijn wereld de wereld van de mens binnen (Mi 1:3). De Heer Jezus komt in majesteit op de aarde waar Hij eens verworpen werd, om er de plaats in te nemen die Hem toekomt.
In het Nieuwe Testament is vijf keer sprake van een geopende hemel (Mt 3:16; Lk 3:21; Jh 1:52; Hd 7:56; Op 19:11), telkens in verbinding met Christus. Als de hemel voor de ogen van Johannes opengaat, ziet hij “een wit paard” (vgl. Op 6:2), het teken van overwinning. Op het paard ziet hij Iemand Die gekenmerkt wordt door namen die Hij draagt. Die namen geven aan hoe Hij te werk zal gaan. Het werk dat Hij doet, is oordelen en oorlog voeren in gerechtigheid.
Hij wordt “Getrouw en Waarachtig” genoemd. Deze namen kenmerken Hem in de uitvoering van Gods plan met de wereld (vgl. Op 3:14, waar Christus met deze namen wordt genoemd in contrast met de ontrouwe christenheid). Oordeel en oorlog zijn de eerste handelingen waarmee Hij Gods plan gaat uitvoeren, maar Hij doet dat op totaal andere wijze dan de mens handelt. Hij is de rechtvaardige Rechter en “oordeelt en voert oorlog in gerechtigheid”.
V12. De beschrijving doet denken aan een beschrijving die je aan het begin van dit boek bent tegengekomen (Op 1:14). Daar wordt de Heer Jezus beschreven in Zijn beoordeling van de gemeente vanwege haar ontrouw. Hier wordt Hij beschreven als Degene Die de ongelovigen oordeelt, met name het beest en de valse profeet. De “vele diademen” die Hij op Zijn hoofd heeft, gaan de tien diademen van het beest (Op 13:1) en de zeven van de draak (Op 12:3) ver te boven. Met Zijn koninklijke waardigheid kan geen enkele andere worden vergeleken. In deze vele diademen komt een waardigheid en heerlijkheid tot uiting die voor iedereen zichtbaar zal zijn en die bewondering zal afdwingen.
Daarenboven heeft Hij “een geschreven Naam” die wel door iedereen te lezen zal zijn, maar waarvan alleen Hij de diepe betekenis kent. Wat er ook van Hem gezien en bewonderd zal worden, er blijven aspecten van Zijn Persoon voor ons, schepselen, verborgen. Het betreft aspecten die alleen Hijzelf en de Vader kennen (Mt 11:27).
V13. Dat Zijn kleed “in bloed gedoopt” is, wijst erop dat Hij komt om wraak te oefenen (Op 14:20; Js 63:1-4). Het bloed is dat van Zijn vijanden, niet dat van de martelaars en nog minder Zijn eigen bloed. Vervolgens hoor je Zijn naam. Die naam is “het Woord van God”. Deze naam kom je ook in een ander geschrift van Johannes tegen (Jh 1:1,14). Het betekent dat Hij de volkomen openbaring van God is, zowel in Zijn leven op aarde als in Zijn eeuwig bestaan. Hij alleen openbaart zowel Gods liefde als Gods heiligheid en gerechtigheid. Als het Woord oordeelt Hij ook. Hij doet alles in overeenstemming met Gods Woord, omdat Hij Zelf het Woord van God is.
V14. De Heer Jezus verschijnt niet alleen. Er zijn legers die Hem volgen. Deze legers bestaan uit alle verheerlijkte heiligen (Zc 14:5; Jd 1:14; Ko 3:4; 1Th 3:13). Dat kun je opmaken uit de beschrijving van hun kleren (vers 8). Ook engelen zullen Hem begeleiden (2Th 1:7; Mt 25:31), maar zij rijden niet op paarden. Het luchtruim wordt gevuld met een enorme, oogverblindende legermacht. Wat voor Johannes een indrukwekkend schouwspel is, zal voor allen op aarde angstaanjagend zijn.
V15. Hij zal de naties slaan met “een scherp zwaard” dat “uit Zijn mond komt”. Hij alleen beschikt over een zwaard, de legers niet. Met dit zwaard voltrekt Hij het vonnis en brengt Hij, Die het Lam is, Zijn toorn over Zijn vijanden (Op 6:17). Er is geen sprake van een heftige strijd, er wordt niets vermeld van enige tegenstand. Hoe zou dat kunnen als de Heer van de legermachten in vol ornaat verschijnt en in macht en majesteit optreedt. Zijn arm verschaft Hem recht en er is niemand die Hem daarbij hoeft te helpen (Js 59:16b-18; 63:3).
Hoewel de legers bij Hem zijn, voltrekt Hij persoonlijk en alleen het vonnis. Na de voltrekking van het oordeel zal Hij heersen en zij met Hem. Hij doet dat als een herder die zijn kudde hoedt. Het oordeel is algemeen en niets en niemand sparend, waarop het treden van de “wijnpersbak” duidt.
Lees nog eens Openbaring 19:9-15.
Verwerking: Noem enkele verschillen tussen de bruid en de genodigden tot de bruiloft.
16 - 21 Het beest en de antichrist geoordeeld
16 En Hij heeft op Zijn kleed en op Zijn heup een geschreven naam: Koning van [de] koningen en Heer van [de] heren. 17 En ik zag één engel staan in de zon, en hij riep met luider stem en zei tegen alle vogels die in [het] midden van de hemel vlogen: Komt, verzamelt u tot de grote maaltijd van God; 18 opdat u vlees eet van koningen, vlees van oversten over duizend, vlees van sterken, vlees van paarden, en van hen die daarop zitten en vlees van allen, zowel van vrijen als van slaven, van kleinen als van groten. 19 En ik zag het beest en de koningen van de aarde en hun legers verzameld om oorlog te voeren tegen Hem Die op het paard zat en tegen Zijn leger. 20 En het beest werd gegrepen en met hem de valse profeet die de tekenen in diens tegenwoordigheid had gedaan, waardoor hij hen misleidde die het merkteken van het beest ontvingen en die zijn beeld aanbaden. Levend werden deze twee geworpen in de poel van vuur die van zwavel brandt. 21 En de overigen werden gedood met het zwaard dat kwam uit de mond van Hem Die op het paard zat, en alle vogels werden verzadigd van hun vlees.
V16. Nog eens wordt op een geschreven naam van de Heer Jezus gewezen en ook op de plaats waar die naam geschreven staat. Zijn naam staat “op Zijn kleed”, dat ziet op Zijn uiterlijke verschijning. Kleding is wat mensen van elkaar zien. Kleding stelt het gedrag voor dat iemand vertoont en dat anderen waarnemen. Bij Hem is Zijn naam af te lezen van Zijn daden.
Zijn naam staat ook “op Zijn heup”. De heup is de plaats van macht en kracht. Wie aan de heup geslagen is, is geslagen in zijn kracht en gaat mank (Gn 32:25,31). Zijn naam is de titel die God ook heeft (1Tm 6:15), het zoveelste bewijs dat de Heer Jezus God is. Hij is de “Koning” bij uitstek, de allerhoogste Regeerder. Zo is Hij ook de “Heer” bij uitstek, de allerhoogste Heerser.
V17. Nog voordat de strijd is begonnen – de oorlog wordt pas in vers 19 beschreven –, wordt het resultaat al aangekondigd. Dit resultaat wordt aangekondigd door een engel die in de stralen van de zon staat. De zon vormt het decor, de achtergrond van zijn woorden. Dit decor geeft zijn woorden de kracht van de heerlijkheid van Christus Zelf, Die binnenkort in het vrederijk zal stralen als de Zon.
Alle vogels van de hemel mogen zich aan de slachtoffers van de oorlog te goed doen. Ze worden uitgenodigd tot deze “grote maaltijd” die God voor hen heeft bereid. Deze maaltijd vormt een enorm contrast met de maaltijd van de bruiloft van het Lam (vers 9). In de ene maaltijd zie je een heerlijke maaltijd in de hemel, in de andere maaltijd zie je een vreselijke maaltijd op aarde.
V18. Het vlees dat de vogels te eten wordt gegeven, is hoofdzakelijk mensenvlees. Er is verder alleen nog sprake van “vlees van paarden”. De beklemtoning van het woord ‘vlees’ – dit woord wordt vijf keer herhaald – herinnert eraan dat alle menselijke en natuurlijke kracht niets tegen God kan uitrichten, want “alle vlees is als gras” (1Pt 1:24-25). Tijdens hun leven waren deze mensen van elkaar onderscheiden door allerlei rangen en standen. Dat onderscheid is er in de dood niet. De vogels zien slechts lijken en die vormen voor hen voedsel. Door zo als voedsel aan de vogels te worden gegeven wil zeggen dat ze geen begrafenis zullen hebben. En geen begrafenis hebben wil zeggen dat deze vijanden aan blijvende schande worden prijsgegeven (Op 11:9; 1Sm 17:46).
De engel noemt de verschillende categorieën om duidelijk te maken dat deze maaltijd tot stand is gekomen door het oordeel van God dat Hij zonder aanzien des persoons heeft uitgeoefend. Zijn oordeel is gekomen over al deze verschillende rangen en klassen en de paarden waarvan zij zich hebben bediend, omdat alles in dienst van de zonde stond. Er komt overigens nog een oordeel waar wel onderscheid zal worden gemaakt, waar ieder wordt geoordeeld naar zijn werken. Dat is het oordeel voor de grote, witte troon (Op 20:12).
V19. Johannes ziet hoe het beest en zijn aanhangers met hun legers zich klaarmaken voor de oorlog tegen Christus en de Zijnen. Christus is de Aanvoerder, Hij gaat voorop. Op Hem richt zich hun strijd vooral. Maar ook zij die bij Hem zijn, zijn het doelwit van hun haat. Zij menen in hun hoogmoed dat ze klaar zijn voor de oorlog tegen het Lam en Zijn volgelingen. In hun vermetelheid wanen zij zich onoverwinnelijk en zijn ze blind voor Zijn almachtige kracht.
V20. Zonder dat er één enkele oorlogshandeling is verricht, worden de twee vijandelijke aanvoerders gegrepen en in de hel geworpen, zonder de lichamelijke dood te sterven. Het beest, dat is de politieke leider van het antichristelijke West-Europa, en de valse profeet, dat is de godsdienstige leider van het afvallige Israël, hebben geen enkel verweer. In hun leven waren ze nauw aan elkaar verbonden en dat zijn ze ook in het oordeel dat Christus over hen uitoefent. De valse profeet was de geslepen handlanger van het beest om de mensen te misleiden om het merkteken van het beest te ontvangen en diens beeld te aanbidden.
Het leek allemaal succesvol, maar hier worden al hun snoeven en elke indruk van onoverwinnelijkheid (Op 13:4) in één handeling vol indrukwekkende macht volkomen tenietgedaan. Zij vormen een uitzondering op alle overige ongelovigen. Zij worden namelijk zonder vorm van proces in de hel geworpen, terwijl alle andere ongelovige mensen eerst gevonnist zullen worden voor de grote, witte troon. Een tegenovergestelde uitzondering, in de kring van de gelovigen, zijn Henoch en Elia die als enigen zonder te sterven in de hemel zijn opgenomen.
V21. De vijandelijke legers ondergaan een ander lot dan hun twee aanvoerders. De Heer Jezus doodt hen “met het zwaard”, dat is Zijn Woord, dat uit Zijn mond komt. Door Zijn Woord schept Hij (Ps 33:6) en door Zijn Woord verbrijzelt Hij (Jr 23:29). Na dit oordeel gebeurt waartoe de engel in vers 17 heeft opgeroepen. Er is zoveel te eten, dat alle vogels verzadigd worden.
Lees nog eens Openbaring 19:16-21.
Verwerking: Welke mensen worden in dit gedeelte geoordeeld en wat is hun oordeel?