1 - 6 De draak, de vrouw en het Kind
1 En er werd een groot teken gezien in de hemel: een vrouw, bekleed met de zon en de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. 2 En zij was zwanger en schreeuwde in haar weeën en in haar pijn om te baren. 3 En er werd een ander teken gezien in de hemel; en zie, een grote, vuurrode draak met zeven koppen en tien horens en op zijn koppen zeven diademen. 4 En zijn staart sleepte het derde deel van de sterren van de hemel mee en wierp ze op de aarde. En de draak stond vóór de vrouw die zou baren, om zodra zij haar Kind zou baren, [Het] te verslinden. 5 En zij baarde een Zoon, een mannelijk [Kind], Die alle naties zal hoeden met een ijzeren staf; en haar Kind werd weggerukt naar God en naar Zijn troon. 6 En de vrouw vluchtte de woestijn in, waar zij een plaats heeft, door God bereid, opdat men haar twaalfhonderdzestig dagen voedde.
V1. Na de tempel van God en de ark van het verbond (Op 11:19) wordt er “een groot teken gezien in de hemel”. Dit teken sluit aan op de tempel en de ark. De tempel en de ark zijn het centrum van Gods aardse volk Israël. Het grote teken in de hemel gaat over Israël. Het teken is ‘in de hemel’, want het stelt Gods plan met Israël naar Zijn raadsbesluit voor (Rm 11:29) en is daardoor iets wat vastligt in Zijn hemelse raad.
De vrouw stelt op meerdere plaatsen in dit boek een gezelschap van mensen of een systeem voor. Op deze wijze is er sprake van Izebel (Op 2:20), dat is het pausdom, de grote hoer (Op 17:1-5), en de naamchristenheid die nauw verbonden is met het pausdom. Op die manier is er ook sprake van de bruid (Op 19-22), dat is de verheerlijkte gemeente. Hier stelt de vrouw Israël voor. Je ziet dat aan de kenmerken. Ze wordt voorgesteld zoals God bedoelt dat zij zal zijn. In de tijd van de geboorte van het Kind, waarover het in de volgende verzen gaat, was dat nog niet zo, want toen was Israël onder het juk van Rome.
Israël is “bekleed met de zon”. De zon is het beeld van het hoogste gezag op aarde (vgl. Ps 104:2a). Het is altijd Gods plan geweest Israël tot hoofd van alle naties te maken (Dt 28:1,13). Dat wordt benadrukt door “de maan onder haar voeten”. Daarin zie je dat alle aardse machten in het vrederijk het gezag van Israël erkennen. Ook de “kroon van twaalf sterren” die zij draagt, getuigt van haar heerlijkheid. De twaalf sterren kunnen goed de twaalf stammen voorstellen als de kanalen waarlangs de zegen van God in het vrederijk naar alle delen van de aarde zal gaan.
V2. Na dit machtige toekomstperspectief wordt er iets merkwaardigs van de vrouw opgemerkt: “En zij was zwanger.” Daarbij komt dat haar zwangerschap in het stadium van de bevalling was gekomen. De weeën waren bezig en ze schreeuwde het uit van de pijn.
Deze beschrijving geeft een terugblik naar het verleden en ziet vooruit naar de toekomst. Enerzijds ga je terug in de tijd en wel naar de geboorte van de Heer Jezus uit het volk Israël (Js 9:5; Mi 5:1). Anderzijds ga je naar de toekomst, want de weeën, die zien op de tijd van de grote verdrukking (Mt 24:15-21), moeten nog komen. Maar die weeën kondigen toch het nieuwe leven aan. Dit nieuwe leven ziet op de komst van de Heer Jezus, Zijn tweede komst welteverstaan. Die komst wordt gezien als een nieuwe geboorte.
Daarom staat er bijvoorbeeld op een andere plaats zo opmerkelijk dat Hij uit – en niet: tot – Sion zal komen (Rm 11:26). Het is alsof Hij eerst dan door het volk gebaard wordt. Dat is het moment dat God opnieuw “de Eerstgeborene inbrengt in de wereld” (Hb 1:6). Hij komt niet nog een keer als een weerloze Baby Die verworpen wordt, maar als de Heerser.
Om deze voorstelling van zaken goed te begrijpen is het belangrijk te zien dat er met het tussenliggende tijdperk van de gemeente geen rekening wordt gehouden. Je stapt hier zo van het verleden, waarin zoveel beloften zijn gedaan, over in de toekomst voor de vervulling van die beloften. In het verleden konden de beloften niet worden vervuld vanwege de ontrouw van Israël en de verwerping van de Heer Jezus. In de toekomst zullen die beloften allemaal op grond van de trouw van de Heer Jezus worden vervuld. In dit hoofdstuk zie je hoe dat in zijn werk zal gaan.
V3. Na het teken van Israël zie je “een ander teken … in de hemel”. Dit andere teken is de “draak” ofwel de satan. Zijn kleur is ‘vuurrood’, wat staat voor de kleur van het bloed van zijn vele slachtoffers. Het wijst op de moorddadige activiteiten van deze vijand van God.
Hij heeft ook “zeven koppen” met op elke kop een diadeem, en “tien horens”. De verklaring daarvan staat verderop (Op 13:1; 17:3,7-12). Daar blijkt dat het gaat over het Romeinse rijk. In de beschrijving hier ligt alle nadruk op de duivelse macht die achter dit rijk schuilgaat. De koppen zien zowel op buitengewone intelligentie als op gezag. De diademen op de koppen wijzen op de koninklijke positie die de draak zich aanmatigt. De horens wijzen op macht en kracht.
V4. Zoals al is aangetoond, ziet de staart op leugen en valse leringen (Op 9:10; Js 9:14). Deze valse leringen verspreidt de draak door middel van de antichrist, de valse profeet. “Het derde deel van de sterren van de hemel” die door zijn valse leringen worden meegesleept, kan slaan op hen die in het Romeinse rijk een vooraanstaande positie hebben. Het zijn mogelijk lichtdragers die na de opname van de gemeente een in naam christelijke leer zullen brengen.
Na zo de draak in zijn verscheurende en misleidende werk te hebben gezien zie je hem voor de vrouw staan die op het punt staat te baren. Zijn bedoeling is om het Kind Dat zij zal baren te verslinden zodra Het ter wereld is gekomen. Hier zie je wat je in het evangelie naar Mattheüs leest over de poging van Herodes om de Heer Jezus te doden nadat hij van Zijn geboorte heeft gehoord (Mt 2:13-16).
V5. Hier wordt eerst de geboorte van de Heer Jezus beschreven en daarna het doel van Zijn geboorte: Zijn regering over alle naties. Maar omdat Hij wordt gehaat en verworpen, rukt God Zijn Zoon weg, naar Zichzelf en naar Zijn troon. Dat heeft plaatsgevonden bij de hemelvaart.
V6. Je leest in dit hoofdstuk niets over de tijd van de gemeente. De gemeente is geen onderwerp van de profetie. De christelijke periode wordt overgeslagen. We bevinden ons in vers 6 ineens in de tijd van de grote verdrukking, dat is in de tweede helft van de zeventigste jaarweek van Daniël 9 (Dn 9:24-27). Daarom is de volgende actie van God verbonden met de vlucht van de vrouw, opdat zij niet ten prooi valt aan de draak. Hier stelt de vrouw het volk Israël voor, maar dan wel dat deel van Israël dat met God in verbinding staat, dat is het gelovig overblijfsel.
God beschermt de vrouw tegen de vervolger door haar van een schuilplaats te voorzien. Op die plaats voedt Hij haar twaalfhonderdzestig dagen, dat is drieënhalf jaar (een maand telt dertig dagen). Dat er over “dagen” wordt gesproken, geeft de dagelijkse zorg van God voor de Zijnen aan. Zij zullen de bede ‘geef ons heden ons dagelijks brood’ (Mt 6:11) in de letterlijke zin van het woord bidden. Het lijkt er veel op dat Moab de plaats is waar ze elke dag Zijn verzorging en onderhoud ervaren (Js 16:4).
Lees nog eens Openbaring 12:1-6.
Verwerking: Wat kun je uit dit gedeelte leren voor je persoonlijk geloofsleven?
7 - 18 De satan op de aarde geworpen
7 En er kwam oorlog in de hemel: Michaël en zijn engelen voerden oorlog tegen de draak, en de draak voerde oorlog en zijn engelen; 8 en hij was niet sterk genoeg, en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden. 9 En de grote draak werd neergeworpen, de oude slang, die genoemd wordt duivel en de satan, die het hele aardrijk misleidt; hij werd neergeworpen op de aarde en zijn engelen werden met hem neergeworpen. 10 En ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: Nu is de behoudenis gekomen en de kracht en het koninkrijk van onze God en het gezag van Zijn Christus; want de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht vóór onze God aanklaagde, is neergeworpen. 11 En zijzelf hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad tot [de] dood toe. 12 Daarom weest vrolijk, hemelen en u die daarin woont. Wee de aarde en de zee, want de duivel is tot u neergekomen met grote grimmigheid, daar hij weet dat hij weinig tijd heeft. 13 En toen de draak zag dat hij op de aarde neergeworpen was, vervolgde hij de vrouw die de mannelijke [Zoon] gebaard had. 14 En aan de vrouw werden de twee vleugels van de grote arend gegeven, opdat zij in de woestijn zou vliegen naar haar plaats, waar zij gevoed wordt een tijd en tijden en een halve tijd, buiten [het] gezicht van de slang. 15 En de slang wierp achter de vrouw water uit zijn mond als een rivier, om haar door de rivier te laten meesleuren. 16 En de aarde kwam de vrouw te hulp, en de aarde opende haar mond en verzwolg de rivier die de draak uit zijn mond geworpen had. 17 En de draak werd toornig op de vrouw en hij ging weg om oorlog te voeren tegen de overigen van haar nageslacht, hen die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben; 18 en hij ging op het zand van de zee staan.
V7. Nu komt de reden waarom de vrouw moet vluchten naar de woestijn. Dat komt omdat de satan uit de hemel op de aarde is geworpen. De oorzaak daarvan is een oorlog die in de hemel ontbrandt. Mogelijk meent de satan een kans te zien om, nu op aarde het beest en de antichrist de volledige controle hebben, in de hemel een greep naar de macht te doen. Het kan ook een laatste wanhoopspoging zijn om de aanstaande definitieve oordelen te verhinderen.
In de oorlog die uitbreekt, staan twee grootmachten tegenover elkaar, twee aanvoerders met ieder een leger dat door hen wordt aangevoerd. De ene partij is Michaël met zijn engelen, dat zijn de uitverkoren engelen. De andere partij is de draak, dat is de satan, met zijn engelen, dat zijn de gevallen engelen. Met de hemel, het gebied waar de oorlog wordt gevoerd, wordt hier bedoeld het uitspansel of de hemelse gewesten. Het is niet de plaats waar God woont en de satan toegang heeft. Daar kan hij niet zijn macht in tegenstand ontplooien, maar is hij volkomen in de macht van God.
V8. In deze oorlog krijgen de draak en zijn engelen Michaël en zijn engelen tegenover zich. De strijd is hevig, maar de satan lijdt de nederlaag. Hij en zijn engelen worden uit de hemel verwijderd, waar ze tot dat moment nog toegang hadden. Het is wel belangrijk te zien dat het geen strijd is tussen de Heer Jezus en de satan. Dat zou geen strijd zijn tussen twee min of meer gelijkwaardige grootmachten, want de Heer Jezus is God de Almachtige en de satan is Zijn schepsel.
V9. Dat de grote draak de satan is, wordt hier op uitvoerige wijze duidelijk gemaakt. De grote draak is “de oude slang” van Genesis 3 (Gn 3:1). Door de naam ‘oude slang’ word je eraan herinnerd dat zijn grote kracht in zijn misleiding zit. De naam “duivel” komt van diabolos en betekent ‘aanklager’. Zijn werk bestaat uit kwaadspreken en aanklagen, waarbij hij de waarheid verdraait. De naam “satan” betekent ‘tegenstander’. Hij is de gezworen tegenstander van God en Zijn Christus. Hij is de leugenaar en mensenmoordenaar vanaf het begin (Jh 8:44). Hij is onvermoeibaar en onveranderlijk bezig de hele wereld, alle mensen en vooral Gods kinderen, door zijn listen te misleiden en van God en Christus weg te houden of weg te trekken.
Na zijn vernedering vanwege zijn opstand tegen God Die hem verwijderde van de berg der goden (Ez 28:14-16; Js 14:12-15), had hij nog wel toegang tot God. Dat zie je in Job 1-2 (Jb 1:6; 2:1). Maar dat is nu voorbij. Hij wordt op de aarde geworpen om straks nog verder te worden vernederd. Dat gebeurt als hij voor duizend jaar wordt opgesloten in de afgrond. Als hij daaruit voor een korte tijd wordt losgelaten, zal hij zijn diepste en definitieve vernedering krijgen als hij voor eeuwig in de hel wordt geworpen (Op 20:3,10). De Heer Jezus heeft zijn val gezien en voorzegd (Lk 10:18).
V10. De grote draak en zijn engelen worden uit de hemel verwijderd en op de aarde neergeworpen. Nadat de satan uit de hemel is geworpen, spreekt een stem in de hemel over “de behoudenis” die is gekomen. Dat wijst op het vrederijk. Het is de redding van de hele schepping uit de macht van de satan en het aanbreken van de heerlijke tijd van vrede en gerechtigheid op de hele aarde. Het koninkrijk is dan met kracht gekomen.
De stem in de hemel die Johannes hoort, spreekt over “het koninkrijk van onze God”. Het is de grote overwinning van de God met Wie zij in verbinding zijn gekomen door hun vertrouwen te stellen op Hem in het offer dat Hij in Zijn Zoon voor hen en hun zonden heeft gegeven. Die Zoon is Zijn Christus aan Wiens gezag zij zich in het geloof hebben onderworpen en Die dat gezag nu over de hele schepping zal uitoefenen. Zij weten zich verbonden met anderen, “onze broeders”, die zich ook in het geloof aan God en aan het gezag van Zijn Christus hebben toevertrouwd.
Hun broeders die op dat moment op aarde zijn, hebben niets meer te vrezen van een satan in de hemel die hen aanklaagt bij God (Zc 3:1). De satan, “de aanklager” die onvermoeibaar, “dag en nacht”, de gelovigen “vóór onze God aanklaagde, is neergeworpen”. De tijd van het aanklagen is voorbij. Het begin van de val van de satan is de voorbode van de uiteindelijke overwinning.
V11. De val van de satan zal op aarde vreselijke gevolgen hebben. Maar de overwinning is zeker voor wie geloven in het bloed van het Lam. Hun getuigenis dat zij in hun woord hebben afgelegd, is ook een overwinning op de satan. Zij hebben zich niet voor hem gebogen, maar hem ermee verslagen, ook al heeft hun dat hun leven gekost. Tegelijk hadden zij de zekerheid dat ze het leven niet konden verliezen omdat ze geloofden in de kracht van het bloed van het Lam. Het lichaam kan gedood worden, maar de ziel niet. Het lijkt erop dat dit de martelaars van Openbaring 6 zijn (Op 6:9). “Zij hebben hun leven niet liefgehad”, maar het in de dood gegeven in hun volhardend getuigenis voor het Lam.
V12. Nu de aanklager uit de hemel is verwijderd, kan daar vrolijkheid zijn. Maar voor “de aarde en de zee”, waarop de duivel geworpen wordt, zijn de gevolgen vreselijk, al zullen die gevolgen niet lang aanhouden. Met ‘de aarde’ wordt vooral Israël bedoeld, terwijl je bij ‘de zee’ vooral moet denken aan het herstelde Romeinse rijk.
Als de satan op de aarde en de zee is geworpen, is dat het begin van de grote verdrukking die drieënhalf jaar zal duren. Zijn grimmigheid kent geen grenzen, maar zijn tijd gelukkig wel (Mt 24:22,24). Omdat de duivel “weet dat hij weinig tijd heeft”, zal hij al zijn krachten inzetten om een vervolging te ontketenen die zijn weerga in de geschiedenis niet kent.
V13. In vers 6 heb je gelezen over de vlucht van de vrouw. In de verzen 7-12 heb je gezien waarom die vlucht nodig is: het heeft te maken met het neerwerpen op de aarde van de satan. Nu wordt je aandacht weer gericht op de vlucht van de vrouw en verneem je nadere bijzonderheden in verband met haar vlucht. De woede van de satan richt zich nu vooral op het gelovig overblijfsel van Israël, dat wordt voorgesteld in “de vrouw die de mannelijke [Zoon] gebaard had”. Uit dit volk is de Christus geboren Die Gods plannen met Zijn volk en de wereld zal vervullen.
De satan wordt “de draak” genoemd omdat hij erop uit is wreed en meedogenloos te verslinden. Hier werpt de satan zijn masker af. Eerst heeft hij in het monsterverbond dat hij heeft laten sluiten tussen het Romeinse rijk en het afvallige Israël (Dn 9:27) nog een vriendelijk gezicht getoond. Dat is in de periode van de eerste helft van de laatste jaarweek waarover Daniël schrijft. Zo mocht bijvoorbeeld de tempeldienst nog doorgang vinden. Maar dat verandert als de satan eenmaal op de aarde is geworpen. Dan zet hij alles op alles en zet hij alle middelen in om wat met God te maken heeft, uit te roeien.
V14. God geeft de vrouw de beschikking over “twee vleugels van de grote arend”. De vleugels stellen haar in staat aan de woede van de draak te ontkomen (vgl. Ex 19:4; Dt 32:11-12; Js 40:31). Die vleugels stellen haar ook in staat te vluchten naar “haar plaats”. God heeft voor haar een plaats waar ze veilig zal zijn voor de draak en waar Hij voor haar zal zorgen gedurende de tijd dat de draak zijn gruweldaden op aarde kan verrichten (Mt 24:15-16).
Met “een tijd en tijden en een halve tijd” wordt weer de drieënhalf jaar van de grote verdrukking bedoeld. ‘Een tijd’ staat voor een jaar, ‘tijden’ staat voor twee jaar en ‘halve tijd’ voor een half jaar. In haar schuilplaats kan “de slang” met zijn misleidingen haar niet bereiken.
V15. Als je eraan denkt dat de slang de misleider is, kun je bij het water dat als een rivier uit zijn mond komt, denken aan een enorme vloed van misleidingen. De opzet van allerlei misleidende wonderen en tekenen is om ook de uitverkorenen in zijn greep te krijgen. De misleiding zal fenomenaal zijn en deel uitmaken van de grote verdrukking. Als er enorme dreiging is, is het gevaar groot om geloof te schenken aan allerlei wonderen en tekenen die uit de mond van de verleider komen (2Th 2:9-10). Als die dagen niet zouden worden verkort, zouden zelfs de uitverkorenen eraan ten prooi vallen. Maar ze worden juist ter wille van hen verkort (Mt 24:22).
V16. God zal op bovennatuurlijke wijze ingrijpen om de pogingen van de slang, die hier weer de draak wordt genoemd, te laten mislukken. Hij heeft op aarde Zijn instrumenten die Zijn volk in die tijd van de grootste nood zullen helpen. Mogelijk zijn dit volken die de vervolgden opnemen en verzorgen. God zorgt voor Zijn volk dat het niet omkomt. Hij zet er een schutting omheen (vgl. Jb 1:10). Hij handelt nog niet openlijk ten gunste van Zijn volk, maar Hij beschermt hen op een bedekte manier tegen volkomen uitdelging.
V17. Als de draak ziet dat zijn pogingen om het overblijfsel als geheel uit te roeien zijn verijdeld, zoekt hij andere slachtoffers om tegen hen zijn woede te uiten. Er zijn nog “de overigen van haar nageslacht”. Het lijkt erop dat dit de gelovigen zijn die in Jeruzalem zijn achtergebleven (Zf 3:12). Omdat de draak zich op de meerderheid richtte, heeft hij de enkele gelovigen in Jeruzalem nog even laten gaan. God kent hen als degenen die Zijn geboden bewaren. Ze zijn op Hem gericht. Dat bezorgt hun ook “het getuigenis van Jezus”. Ze worden met Hem geïdentificeerd.
V18. Vanwege zijn plan om oorlog te voeren tegen de overigen van haar nageslacht, neemt hij plaats op het zand van de zee. Waarom hij dat doet, wordt in het volgende hoofdstuk beschreven. Daar zie je dat het beest opstijgt uit de zee en dat de draak aan dat beest zijn macht geeft. Hij zal het beest inzetten om zijn boos plan uit te voeren.
Lees nog eens Openbaring 12:7-18.
Verwerking: Wat zijn de gevolgen als de satan op de aarde wordt neergeworpen?