Het aanbod van Gods genade
Het is duidelijk dat we in de eindtijd leven. De komst van Christus is nabij. Hij komt eerst om alle levenden die in Hem geloven samen met hen die in het geloof in Hem gestorven zijn tot Zich te nemen (1Th 4:14-18). Dat ook deze waarheid door het ongeloof wordt bespot, hoeft ons niet te verbazen (2Pt 3:3-4). Daarna komt Hij met al de Zijnen terug uit de hemel om de aarde en de bewoners ervan te oordelen. Daardoor zullen zij leren wat gerechtigheid is: “Want wanneer Uw oordelen over de aarde [komen], leren de bewoners van de wereld wat gerechtigheid is” (Js 26:9).
De rebellie tegen God neemt hand over hand toe. De verwording van de natuurlijke verhoudingen die God in het begin heeft gegeven, neemt steeds grovere vormen aan. De woorden die op de laatste bladzijde van de Bijbel staan, geven aan dat de tegenstellingen tussen wat van God is en wat niet van Hem is, steeds groter worden: “11 Laat hij die onrecht doet, nog meer onrecht doen; en die vuil is, zich nog vuiler maken; en die rechtvaardig is, nog meer gerechtigheid doen; en die heilig is, zich nog meer heiligen. 12 Zie, Ik kom spoedig, en Mijn loon is bij Mij om een ieder te vergelden zoals zijn werk is” (Op 22:11-12).
De wereld wordt in rap tempo rijp voor het rechtvaardig oordeel van God dat Hij door Zijn nu nog verworpen Zoon zal uitvoeren: “Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft heel het oordeel aan de Zoon gegeven, opdat allen de Zoon eren zoals zij de Vader eren. Wie de Zoon niet eert, eert de Vader niet Die Hem heeft gezonden. … en Hij heeft Hem macht gegeven oordeel uit te oefenen, omdat Hij [de] Mensenzoon is” (Jh 5:22-23,27).
Voor dit oordeel zal Hij plaatsnemen op de grote, witte troon: “11 En ik zag een grote, witte troon en Hem Die daarop zat, voor Wiens aangezicht de aarde en de hemel wegvluchtten, en geen plaats werd voor hen gevonden. 12 En ik zag de doden, de groten en de kleinen, voor de troon staan; en er werden boeken geopend. En een ander boek werd geopend, namelijk dat van het leven. En de doden werden geoordeeld volgens wat in de boeken geschreven was, naar hun werken. 13 En de zee gaf de doden die in haar waren, en de dood en de hades gaven de doden die in hen waren, en zij werden geoordeeld, ieder naar zijn werken. 14 En de dood en de hades werden geworpen in de poel van vuur. Dit is de tweede dood: de poel van vuur. 15 En als iemand niet geschreven gevonden werd in het boek van het leven, werd hij geworpen in de poel van vuur” (Op 20:11-15).
Met “de groten en de kleinen” (Op 20:12) worden geen grote en kleine mensen bedoeld, maar gaat het om de omvang van de misdaden die ze hebben gepleegd. Daar zijn de massamoordenaars, maar ook de kruimeldieven. Daar zijn de brallende politici die grote woorden hebben gesproken, maar ook de onopvallende huisvader die braaf voor zijn gezin heeft gezorgd. Ze hebben één ding gemeen: ze hebben zichzelf nooit als zondaars in Gods licht veroordeeld en zijn allemaal in hun zonden gestorven. In welke mate ze ook zondaar zijn geweest, het oordeel zal terecht zijn.
Zij zijn voor eeuwig buiten het geluk van de hemel: “Buiten zijn de honden, de tovenaars, de hoereerders, de moordenaars, de afgodendienaars en ieder, die [de] leugen liefheeft en doet” (Op 22:15). Met het oog daarop klinkt daarna nog een laatste uitnodiging voor ieder die dorst heeft. Het is een uitnodiging om van het levenswater te nemen en wel gratis: “En laat hij die dorst heeft, komen; laat hij die wil, [het] levenswater nemen om niet” (Op 22:17c; vgl. Js 55:1). Dit water ziet op de verkwikking die de Heer Jezus door Zijn Geest wil geven aan ieder mens die moe is van het leven in de zonde (Jh 4:10-15).
Het is nog niet te laat om de onherroepelijke confrontatie met de Rechter op de grote, witte troon te ontlopen. Het aanbod van genade gaat nog steeds uit naar ieder mens om zich door Christus te laten verzoenen met God: “Wij zijn dan gezanten voor Christus, terwijl God als [het ware] door ons maant. Wij bidden voor Christus: Laat u met God verzoenen. Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons [tot] zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem” (2Ko 5:20-21).
Wie dit aanbod nog niet heeft aangenomen, wordt dringend aangeraden dat nu te doen!
“Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft” (Jh 3:16).