Er zijn naar aanleiding van de Bijbelstudiedag 25-10-2025 over Daniël 1-4 enkele vragen binnengekomen. Die beantwoord ik naar mijn beste weten aan de hand van de Schrift. Het is aan de lezer te onderzoeken of dat zo is. Van de lezingen zijn video opnames gemaakt. Die kunnen op mijn YouTube kanaal worden beluisterd: https://youtube.com/@Ger.de.Koning
Vraag 1
We lezen in zowel Dn 2:47; 3:28; 4:37 dat Nebukadnezar de God van Daniël en zijn vrienden prijst, roemt en gelooft, maar ook telkens weer vergeet wat God voor hem gedaan heeft.
Mijn vraag is: Weten of lezen we nog ergens of Nebukadnezar uiteindelijk ook de waarachtige God als zijn Heiland heeft aangenomen of is hij weer in ongeloof vervallen?
Antwoord
Over die vraag heb ik ook nagedacht. We lezen, voor zover ik weet, nergens dat Nebukadnezar werkelijk met zijn zonden heeft gebroken, dat wil zeggen dat hij ze voor God heeft beleden. Wat hij aan het eind van Daniël 4 zegt, getuigt wel van een erkenning van God die verder gaat dan wat hij aan het eind van Daniël 2 en Daniël 3 zegt. Of dat een echte bekering is, durf ik niet te zeggen, maar ik durf ook niet te zeggen dat het niet zo is. Hij wordt in zijn koningschap hersteld en krijgt zelfs meer grootheid. In het laatste vers spreekt hij erover dat God in staat is te vernederen wie in hoogmoed hun weg gaan. Daarmee lijkt hij zichzelf te bedoelen. Die erkenning zou een bewijs van zijn bekering kunnen zijn. We kunnen zo onze gedachten hebben. Gelukkig ligt het rechtvaardige eindoordeel bij God.
Vraag 2
Je sprak even over het nummer 6 en 666, het nummer van de mens, van verval. Of in het Engels, the number of the beast. Nu ben ik symboliek best interessant gaan vinden sinds mijn bekering en zie ik in vele anti-Christelijke (of anders gezegd: satanische bewegingen) vaak het nummer 666 terugkomen, verstopt of vermengd met hun logo. Denk bijvoorbeeld aan de logo’s van Google Chrome (de drie kleuren gevormd als zesjes), de World Economic Forum die een lijn trekt door de drie O’s om weer 3x6 te vormen, Walt Disney in een handschrift waarin ook weer precies 3x6 terug te zien is, of de nieuwste: het logo van ChatGPT waar je ook zonder al te veel fantasie weer 3x6 in kunt zien. Om maar niet te spreken van Pridemonth, wat niet gespeld kan worden zonder het woord demon. Afijn, voorbeelden genoeg, maar mijn vraag is: Hoeveel waarde moeten wij als Christenen hechten aan het herkennen van deze symboliek? Moeten wij ons er van bewust zijn dat dit soort bedrijven en organisaties op hun beurt weer bewust bezig zijn met zichzelf te verbinden aan het nummer 666 omdat zij diep onmenselijke en duivelse praktijken aan het uitvoeren zijn en wij ons dus beter kunnen distantiëren van hun diensten? Of is het slechts een nummer wat zij wellicht groter maken dan het is, en is het voor ons genoeg om vervolgens behoedzaam met zulk soort organisaties om te gaan.
Antwoord
Als het getal 666 wordt gebruikt door wat bekend staat als ‘satanische bewegingen’, hoeft dat ons niet te verbazen. Het getal 666 hoort daar thuis. Het onderwijs van Openbaring 13 maakt duidelijk dat dit getal pas een rol gaat spelen als de twee beesten die daar worden beschreven daadwerkelijk op het wereldtoneel verschijnen. Dat zal gebeuren nadat de gelovigen van de gemeente en die van het Oude Testament zijn opgenomen. Die gebeurtenis kan elk moment plaatsvinden (1Th 4:13-18). De gelovigen die ermee te maken krijgen in de tijd van de macht van de beide beesten zullen de betekenis van het getal kunnen berekenen (Op 13:18). Wij hoeven het niet te weten. Daarom lijkt het me zinloos me in het gebruik ervan te verdiepen of na te gaan waarom iemand dit getal gebruikt. Daar kunnen heel goed demonische invloeden achter zitten, maar dat is op veel meer gebieden het geval. Dat moet ons waakzaam maken en afhankelijk van de Heer en Hem vragen ons in een specifiek geval, dat op onze weg komt, duidelijk te maken wat we ermee moeten doen. Als we letten op wat Hij in Zijn Woord zegt, zal Hij ons daarin inzicht geven (2Tm 2:7).
Vraag 3
Je sprak over andere goden dan God en dat we moeten oppassen dat we die niet verheerlijken. Zoals we in Daniël ook lezen werden er allerlei afgoden, magiërs en ander soort bezweerders geraadpleegd. Ook kennen wij vandaag de dag veel afgoden zoals die van de islam of die uit de boeddhistische wereld.
Mijn vraag is: Kunnen afgoden, of het aanbidden daarvan, ook andere dingen zijn zoals een hobby of passie die te veel van je tijd en aandacht in beslag neemt, en niet zozeer een letterlijk bedachte afgod die aanbeden moet worden. Of heeft dat dan weer een andere naam?
Antwoord
De aanbidding van het beeld van Nebukadnezar is pure afgoderij. Het is eerbetoon aan een dood stuk metaal, dat wil zeggen dat dit eerbetoon in feite wordt gegeven aan de demonen (1Ko 10:19-20). De magiërs en bezweerders zijn mensen die in de macht van de demonen zijn en door de demonen worden gebruikt om de leugen ingang te doen vinden bij de mensen.
Die vorm van afgoderij wordt door de gelovige in het algemeen herkend en daarvan zal hij zich afzijdig houden.
Er is echter een vorm van afgoderij die in de richting gaat waar jij op doelt. Die lees je in Kolossenzen 3: “Doodt dan uw leden die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die afgodendienst is” (Ko 3:5)
De lijst begint met “hoererij” waarop volgen “onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die afgodendienst is”. “Hebzucht” is het steeds meer willen hebben en lijkt hier, ook door het verband, verbonden te zijn aan seksuele vergrijpen. Het seksuele begeren overheerst zodanig het leven, dat het de plaats van God heeft ingenomen en daardoor “afgodendienst” is.
Je kunt wel eens te veel tijd besteden aan iets aards. ‘Te veel’ is niet goed, maar je kunt niet spreken van afgoderij. Afgoderij is een zaak, een gedachte, die een obsessie is geworden waardoor iemand aan niets anders meer kan denken dan aan het begeerde. Het beheerst zijn leven, er is voor niets anders meer ruimte en helemaal niet voor God.
Vraag 4
Waar is Daniël eigenlijk in hoofdstuk 3?
Antwoord
Daarover zijn wel enkele mogelijkheden geuit, zoals dat hij op ‘dienstreis’ zou zijn of ziek was. Maar daarover is niets met zekerheid te zeggen, want de Schrift zwijgt erover.
Vraag 5
Hoe kon Nebukadnezar, nadat zijn hart in dat van een dier was veranderd, een besef van God krijgen, aangezien dieren dat niet hebben?
Antwoord
God moet hem dat besef hebben gegeven, net zoals Hij hem het besef ontnam dat hij een mens was en als een dier ging leven. God gaf hem zijn verstand terug op de door Hem bepaalde tijd, na zeven tijden/jaren.
Vraag 6
Je sprak even over immigratie. Leert de Bijbel ons ergens of we de massale immigratie vanuit islamitische (en andere) landen moeten toelaten of valt dat te weerleggen vanuit het Woord?
Antwoord
We moeten het accepteren, net zoals zoveel andere zaken die Nederland overspoelen, bijvoorbeeld abortus en euthanasie. De wereld wordt geregeerd door de satan, de overste van de wereld en de god van deze eeuw (Jh 12:40; 2Ko 4:4), die zoveel mogelijk chaos wil veroorzaken. Hij doet dat door zondige praktijken, zoals abortus en euthanasie, maar ook door massa-immigratie en ook door massatoerisme. Het laatste ontwricht het dorpsleven meestal tijdelijk, tot de volgende stroom toeristen zich aandient. Het eerste ontwricht de samenleving voortdurend en veroorzaakt enorme opvang- en huisvestingsproblemen en grote onvrede. Het is mijn keus om me niet in discussies daarover te mengen. Het is ook niet onze roeping om het kwaad, of zoveel mogelijk kwaad, te voorkomen of in te dammen. Voor mij is duidelijk dat ik, waar ik geplaatst ben, of waar ik kom, te getuigen van “de God van Wie ik ben en Die ik ook dien”, zoals Paulus dat tegen zijn ‘reisgezelschap’ zegt, waarmee op een schip onderweg naar Rome is (Hd 27:23). Hij verandert niets aan de omstandigheden, door bijvoorbeeld een wonder, maar helpt waar hij kan. Het is de moeite waard in dit verband het hele hoofdstuk eens te lezen en te overdenken.
Mij gaat het erom dat wij onze naaste wijzen op de Heiland, om door Hem de ware zin het zijn leven te leren kennen, ongeacht waar die naaste vandaan komt en wat hij hier ook zoekt.
Wij wonen in een straat die 40 jaar geleden, toen wij er kwamen wonen, het ‘ger gem’ (gereformeerde gemeente) straatje werd genoemd. Dat wisten we niet toen we er kwamen wonen, maar het bleek al snel in de contacten en met name in verkiezingstijd, want toen kwamen er voor diverse ramen SGP-posters te hangen. Dat is in de loop van de jaren ingrijpend veranderd. Onze straat heeft 18 ruime eengezinswoningen. Twee ervan zijn inmiddels eigendom van particulieren die de woningen hebben laten ombouwen om ze via bedrijven te verhuren aan gastarbeiders. Een van die woningen is recht tegenover ons. Ik kan het wel jammer vinden dat die woning niet door een gezin kon worden gekocht, maar ik kan daar niets aan veranderen. Wel kan ik die mensen zeggen dat ik er voor hen wil zijn en kan ik hen over de Heer Jezus te vertellen. Ik hoef niet naar Roemenië of Bulgarije toe te gaan, waar ze meestal vandaan komen, want ze verblijven recht tegenover mij.
Bovenal is het goed om te kijken naar wat de Heer Jezus op aarde heeft gedaan. Hij kwam om hier Zijn Vader te verklaren (Jh 1:14-18) en de mensen tot bekering op te roepen (Mt 4:17). Hij kwam niet om Zijn volk van de Romeinen te bevrijden en allerlei misstanden onder het volk aan te pakken, maar om harten te veranderen. Als Hij als Gevangene voor Pilatus staat, is Hij Zich volkomen bewust van Zijn rechten en mogelijkheden om een eind te maken aan de onrechtvaardige behandeling die Hem werd aangedaan. Toch maakt Hij er op dat moment geen gebruik van. Hij zegt tegen Pilatus: “Mijn koninkrijk is niet van deze wereld. Als Mijn koninkrijk van deze wereld was, zouden Mijn dienaars hebben gestreden, opdat Ik niet aan de Joden zou worden overgeleverd; maar nu is Mijn koninkrijk niet van hier” (Jh 18:36). Zet maar een streep onder het woord “nu”. Het geldt nu, dat wil zeggen de tijd waarin wij als gemeente op aarde leven, ook nog steeds voor ons die in Hem geloven en Hem willen dienen en volgen.
Vraag 7
God gebruikte (ongelovige) Nebukadnezar, om tot Zijn doel te komen met Daniël. Gebeurt dat nog via een ongelovige (of zgn. gelovige), bv. Trump of Poetin?
Antwoord
We lezen in Romeinen 13 dat God de overheid heeft ingesteld (Rm 13:1). Dat is al zo sinds Genesis 9 (Gn 9:5-6). Daniël zegt het ook in zijn lofprijzing, nadat God hem na gebed heeft laten weten wat Nebukadnezar heeft gedroomd en ook de uitleg ervan: “Hij zet koningen af en stelt koningen aan” (Dn 2:21; Sp 8:15-16). Het betreft “menselijke instellingen”, maar die bekleed zijn met het gezag van God (1Pt 2:13-14).
De overheid is Gods dienares (Rm 13:4). God noemt Nebukadnezar “Mijn dienaar” (Jr 25:9; 27:6; 43:10). God bediende Zich van Nebukadnezar om Zijn afvallige volk te tuchtigen en het in ballingschap naar Babel te voeren. Dat wil niet zeggen dat de koning van Babel zich dat bewust was. Babel handelde eigenwillig en hardvochtig. Daarom zal hij door God geoordeeld worden (Hk 2:6-19). Hetzelfde zien we bij Assyrië, dat door God als een tuchtroede voor Zijn volk wordt gebruikt. Omdat Assyrië zich op zijn eigen kracht beroemt, wordt hij als tuchtroede door God verbroken (Js 10:5-19). Tegelijk gebruikt God deze volken om de leden van Zijn volk die hem trouw blijven, zoals Daniël en zijn vrienden in Babel, te vormen en van Hem te getuigen tegenover deze goddeloze macht.
Zo moeten wij ook naar Trump en Poetin en de regering van Nederland kijken. God gebruikt regeringen, of ze nu goddeloos, godsdienstig of antichristelijk zijn, om de Zijnen te vormen en tegenover de regering te getuigen (zie ook het antwoord op vraag 8). Overheden of overheidsdienaren zullen zich voor God moeten verantwoorden over hun gedrag tegenover Hem en tegenover de Zijnen.
Vraag 8
Als we alles aan God kunnen toezeggen, ook de regering, moeten we dan nog wel stemmen, want God bepaalt toch welke regering we krijgen.?
Antwoord
Net als bij de vorige vraag zien we hier de twee aspecten van a) wat God doet en b) wat de mens doet. Deze twee aspecten zien we door de hele Bijbel heen. Enerzijds zien we dat God nooit aanzet tot zonde, Hij is licht en er is geen duisternis in Hem (1Jh 1:5), de zonde is Hem volkomen vreemd. Anderzijds is Hij niet verrast door de zonde en gebruikt Hij de zonde in het vervullen van Zijn plan. Als het gaat over de regering die we hebben of krijgen, zien we hetzelfde. Hij gebruikt wat de mensen kiezen om Zijn plan uit te voeren.
De vraag of we wel of niet moeten gaan stemmen is voor ons, gelovigen van de gemeente, niet aan de orde. Dat zit zo: God heeft de regering als gezagsinstantie ingesteld en Hij zegt tegen ons dat wij, gelovigen, die Gods Woord willen gehoorzamen, daaraan onderdanig moeten zijn. Nergens lezen we dat wij ons met de politiek moeten bemoeien of er invloed op moeten uitoefen. Dat past ons, gelovigen van de gemeente van God niet, want wij zijn op aarde bijwoners en vreemdelingen (1Pt 2:11; Hb 11:13-16). Wij horen hier niet thuis, we zijn burgers van de hemel. In de brief aan de Filippenzen lezen we: “Want ons burgerschap is in [de] hemelen, waaruit wij ook [de] Heer Jezus Christus als Heiland verwachten” (Fp 3:20).
De hemelen worden hier gezien als het staatsbestel of de staat waar de gelovige Filippenzen thuishoren, waar zij burgerrecht bezitten en dit ten volle kunnen uitoefenen. Zij bevinden zich echter nog niet daadwerkelijk in de hemelen, maar op aarde. Hun hemels burgerrecht kan op aarde dan ook niet worden uitgeoefend. Maar zij zullen wel denken en handelen in overeenstemming met dit burgerschap van de hemelse staat: zij zijn hemelburgers op aarde.
We leven als ambassadeurs van ons eigenlijke vaderland (de hemel) in een vreemd land (Nederland). Ons hele gedrag behoort het leven van ons ware vaderland in het land van ons verblijf uit te stralen. Tegelijk houden we ons aan de regels van het land waarin we tijdelijk verblijven, zolang die regels niet in strijd zijn met ons burgerschap in de hemelen. Het is daarom ongepast om mee te doen met de politiek van het land waar we vreemdelingen zijn.
Maar, wordt wel gezegd, Daniël en zijn vrienden hadden toch ook een bestuurlijke functie. Daarbij moeten we een paar dingen bedenken. In de eerste plaats hebben zij niet naar die functie gestreefd. Ze zijn ertoe gedwongen, ze hadden geen keus. In de tweede plaats lezen we nergens dat zij hun invloed hebben gebruikt om misstanden te verbeteren en nog minder dat ze in opstand tegen het door God gegeven gezag kwamen. Daniël heeft trouw de dienst vervuld die hem gegeven was. Hij heeft, toen de gelegenheid zich voordeed, Nebukadnezar opgeroepen om met zijn zonden te breken (Dn 4:27).
Paulus heeft ook voor overheden getuigd van zijn Heer (Hd 9:15; 27:28-30). Hij zegt tegen de Korinthiërs dat ze hebben geregeerd, maar zonder hem en zijn metgezellen (1Ko 4:8-9). Daarmee wil hij zeggen dat ze te vroeg zijn met regeren. Daar is het de tijd nog niet voor. De gelovigen zullen mogen regeren als de Heer Jezus terugkomt om het duizendjarig vrederijk op te richten. Paulus ziet daarnaar uit. Hij zou wel willen dat die tijd al gekomen zou zijn. Dan zouden hij en de andere apostelen, samen met de Korinthiërs, met de Heer Jezus mogen meeregeren.
Nu is het nog niet zover. De Heer Jezus is nog steeds een verworpen Heiland. Voor allen die bij Hem horen, betekent dit dat ook zij verworpen zijn. Hij heeft gezegd: “Als zij Mij hebben vervolgd, zullen zij ook u vervolgen” (Jh 15:20). Paulus en de andere apostelen zijn consequent. Ze willen straks met Christus regeren, maar ze willen dan nu op aarde ook met Christus lijden (vgl. Rm 8:17b). Dat is misschien niet zo leuk, maar het hoort bij het christen-zijn.
Als Paulus vermaant dat we moeten bidden voor “alle mensen”’ doet hij een aparte aanmoediging om juist voor “koningen en alle hooggeplaatsten” te bidden (1Tm 2:1-2). We zijn namelijk geneigd hen te vergeten, of bewust uit onze gebeden weg te laten vanwege het vaak goddeloze karakter dat ze openbaren. Het laatste was zeker in de dagen van Paulus het geval. Toen regeerde de wrede, losbandige keizer Nero. Paulus spoort aan ook voor hem te bidden (vgl. Ea 6:10). Ook de Heer Jezus zegt tegen Zijn discipelen dat ze moeten bidden voor hen die hen vervolgen (Mt 5:44).
Het openbaar gebed zal een Godvijandige overheid laten merken dat de gelovigen geen opstandelingen zijn. God kan door het gebed de heersers in het hart geven dat zij de gelovigen toelaten hun leven te leiden zonder hen te betrekken bij de politiek van de wereld (Jr 29:7). Toch is de uitwerking niet zozeer dat de overheid dan gunstig gestemd zal raken, maar vooral dat de gelovige zelf innerlijk bewaard blijft voor gevoelens van haat en verbittering. Door het gebed stijgt de christen uit boven de heersende situatie. Het maakt het hart “rustig en stil” te midden van vervolgingen.